Elk mens heeft zijn eigen gedachten, motieven en verlangens. En die zijn vaak anders dan de jouwe. Klinkt gek, maar ooit had je dit besef niet. Omdat gedachten onzichtbaar zijn, ging je er ongeveer tot je vierde, vijfde levensjaar vanuit dat de mensen in jouw omgeving hetzelfde zien, voelen, denken en weten als jijzelf. Pas daarna ontwikkelde je, wat psychologen noemen, een Theory of Mind en kreeg je oog voor het unieke perspectief van de ander. Dit is een belangrijke voorbode voor het ontwikkelen van empathie voor andere wezens.
Hoe is het eigenlijk mogelijk dat jij kunt meeleven met anderen? En zij met jou? Die onderlinge verbondenheid met elkaar zit waarschijnlijk dieper dan jij als ‘egocentrisch’ individu vermoedt. Het zit heel direct in de hersenen en ontstaat door het werk van de wonderlijke subset hersencellen die wij spiegelneuronen noemen.
Als ik jou van je fiets zie vallen, roep ik waarschijnlijk ‘auw’. Als jij vriendelijk naar mij lacht, lach ik instinctief terug. Als je naar een spannende film kijkt, leef je waarschijnlijk mee met de hoofdrolspeler. Dit is allemaal het werk van die spiegelneuronen. Die maken het uiteindelijk mogelijk dat wij elkaars standpunten innemen, empathie voelen en elkaar kunnen nadoen of ondersteunen.
De eerste keer dat wetenschappers de functie van spiegelneuronen ontdekten was bij een groep makaken waarbij hun premotor-cortex werd geobserveerd: dat is een hersenkwab die de planning en uitvoering van bewegingen reguleert. Deze bewegingsneuronen vuren als de makaak bijvoorbeeld een pinda pakt. Wat de onderzoekers echter verbaasde, is dat een deel van die cellen (zo’n twintig procent) ook vuurde wanneer de makaak alleen maar toekeek hoe een andere makaak een pinda pakte. Om het gedrag van elkaar te begrijpen spelen makaken het gedrag van de ander in hun eigen brein na, zonder het zelf uit te voeren. Niet lang na het makakenonderzoek ontdekten wetenschappers diezelfde spiegelneuronen uiteraard ook bij mensen. En bij de mens zijn deze cellen een stuk beter en complexer georganiseerd.
Ons uitzonderlijke inlevingsvermogen en ongeëvenaarde imitatiedrang zijn misschien wel het meest wezenlijke wat ons van andere diersoorten onderscheidt. Beide komen voort uit de spiegelneuronen. Hersenonderzoeker Vilayanur Ramachandran: neurologieprofessor aan de Universiteit van Californië, denkt met deze cellen zelfs de menselijke beschaving te kunnen verklaren.
Miljoenen jaren knutselden onze primitieve menselijke voorouders vooral wat primitieve bijltjes en knuppels in elkaar. Maar na zo’n 75 duizend jaar geleden ging het ineens hard. Archeologen ontdekten dat mensen vanaf toen complexe wapens, kleding, potjes, hutten, pannetjes en zelfs primitieve muziekinstrumenten leerden maken. Ook de eerste grottekeningen stammen uit die tijd. Waardoor raakte de menselijke evolutie toen in zo’n stroomversnelling?
De spiegelneuronen in ons brein – verantwoordelijk voor inlevingsvermogen – bleken pas toen voldoende geëvolueerd om ook elkaars gedrag over te kunnen nemen. Als in die tijd één mens per toeval iets ontdekte – zoals het gebruiken van een wandelstok of het dragen van een hertenvel– dan konden andere mensen die vaardigheid internaliseren, imiteren en doorgeven.
Ramachandran geeft als voorbeeld de evolutie van de ijsbeervacht. Het heeft volgens schattingen van biologen zo’n 100 duizend jaar geduurd voordat de vacht van een normale zwarte beer dusdanig evolueerde dat de beer het barre klimaat van de zuidpool kon trotseren. De mens had vanwege een voldoende verfijnd spiegelsysteem nu een manier om de normale evolutie sneller af te zijn. De eerste mens die toevallig op het idee kwam om een berenvacht van een dode beer tegen de kou te gebruiken, werd nu direct door zijn de mensen in zijn stam, en daarbuiten, geïmiteerd. Vanaf dat moment werd het berenvel een culturele verworvenheid die bij de mens hoorde. In slechts een paar uur tijd konden mensen doen, waar de evolutie duizenden jaren voor nodig zou hebben: een berenvel gebruiken om de kou mee te trotseren en barre gebieden te bevolken. ‘Gut, kijk mij het eens heerlijk warm hebben in dit kekke berenvelletje!’ ‘Ow, staat je enig. Geef mij die speer dan zoek ik er ook een!’ Jawel, dit vermogen tot imiteren maakte ook de eerste gesprekjes mogelijk – taal is niets anders dan het nabootsen van lipbewegingen, geluiden en symbolen. Je kunt dit gerijpte na-aapmechanisme zien als de bakermat van de menselijke beschaving. Nou ja beschaving: het lukte ons in ieder geval om in relatief korte tijd met zelfgemaakte bootjes de hele aarde te bevolken en de rest van het dierenrijk aan onze wil te onderwerpen of uit te roeien.
Onze spiegelneuronen maken het mogelijk elkaars standpunt over te nemen en zelfs werkelijkheden en symbolen te creëren die los staan van de dagelijkse waarneming: religie, cultuur, kunst, politiek en andere groepsnormen zouden onmogelijk zijn zonder die spiegelneuronen.
Voor meer spirituele mensen is er nog een interessante ontdekking te doen over spiegelneuronen. Zo hebben mensen niet alleen spiegelneuronen voor beweging, maar ook voor aanraking. Als iemand jou aanraakt dan vuurt er een set spiegelneuronen in de sensorische cortex. Een deel van diezelfde neuronen (ook zo’n twintig procent) zal ook afvuren als jij alleen maar ziet hoe een ander wordt aangeraakt. ‘Waarom’, vroeg Ramachandran zich ooit af, ‘kun jij je eigenlijk wel in de aanraking van een ander inleven, maar voel je die aanraking niet zoals je het bij jezelf zou voelen? Hoe weet jouw brein eigenlijk dat niet jouw hand, maar die van een ander wordt aangeraakt?’
Hij kwam erachter dat dit komt omdat de zenuwuiteinden van jouw huid dit aan jouw brein communiceren. Je huid geeft jouw brein een vetosignaal in de trant van ‘Let op: het is niet jouw hand die wordt aangeraakt, dus je hoeft het niet als zodanig te voelen.’ Op die manier raak jij niet in verwarring over wiens hand er wordt aangeraakt.
Het vreemde is echter dat wanneer we jouw arm verdoven (zodat er geen zenuwcellen zijn die jouw brein waarschuwen dat jij niet wordt aangeraakt) dat je de aanraking van andermans hand wel voelt alsof het om je eigen hand gaat. Zonder het vetosignaal van je huid valt het fysieke onderscheid tussen jullie handen weg. Jouw bewustzijn zou anders helemaal geen onderscheid tussen jou en mij kunnen maken. Ramachandran noemde spiegelneuronen sinds die ontdekking ‘empathieneuronen’ of ‘Gandhi-neuronen’: ‘Het enige dat jouw bewustzijn van een ander onderscheid is je huid. Er is geen concreet onderscheid tussen jouw bewustzijn en dat van je medemensen. Dit is geen spirituele hocus-pocus, dit is wat basale neurowetenschap ons vertelt.’
Psycholoog, (relatie)therapeut, schrijver. Zoekend naar antwoorden op lastige levensvragen. Meestal tevergeefs. Meer info: marcelinolopez.nl.
Lees ook eens zijn boeken:
Liefdesgedoe (2018)
Liefde in Tijden van Facebook (2012).
Recente reacties