De wetenschap achter geluk, liefde en andere waanzin Over geluk, liefde en andere waanzin
(CREDITS)
Psychologie onder de loop. Credits: Emiliano Vittoriosi.

Wetenschap versus pseudowetenschap: ‘Wetenschap is ook maar een geloof’

“Je hebt recht op een eigen mening, niet op je eigen feiten” – Daniel Patrick Moynihan (Socioloog, 1927-2003)

Al onze wetenschap, gemeten in het licht van de werkelijkheid, is primitief en kinderachtig – en toch, het is het meest waardevolle dat we hebben.’ Albert Einstein, natuurkundige

In theorie is het vrij simpel. Je hebt feiten en je hebt verzinsels. Hoewel het voor ons brein van tevoren niet altijd duidelijk is wat nou wat is, kunnen we stellen dat een geloof of veronderstelling officieel een verzinsel wordt als de werkelijkheid dat geloof weerspreekt of er structureel geen enkel bewijs voor geeft. Een verzinsel kan dan nog steeds waar zijn, maar je kunt daar niet zomaar van uitgaan. Om te onderzoeken of een verzinsel (ook wel hypothese genoemd) waar is, hebben we de wetenschappelijke methode ontwikkeld.

Het zou eigenlijk niet moeten, maar omdat er over wetenschap en haar beoefenaars een aantal hardnekkige misverstanden bestaan, geef ik hieronder een paar correcties.

‘Wetenschap is ook maar een geloof’
Je hoort deze valse vergelijking vaak. Meestal van mensen die zich onvoldoende in wetenschap hebben verdiept en met deze uitspraak hun ongefundeerde, maar prettige geloofsels kunnen blijven geloven. Het argument klinkt vaak zoiets: ‘Wetenschappers nemen aan dat hun methode de enige manier is om iets te bewijzen. Dat is ook een aanname: een geloof.’ Van alle misverstanden is dit de grootste. Geloof gaat er namelijk a priori vanuit dat iets waar is, wetenschap is de manier om dat iets te testen. Ofwel je hebt goede redenen en bewijzen om iets te geloven, of niet.

De enige aanname die de wetenschapper hoeft te maken is: ‘Laten we dingen niet zomaar aannemen omdat ze goed voelen en/of omdat Heilige Antonius het ooit gezegd heeft. Laten we onze vooroordelen opzij zetten en het zo onbevooroordeeld mogelijk onderzoeken. En als we het niet (zeker) weten? Laat ons daar eerlijk over zijn en manieren bedenken om er alsnog achter te komen. Maar laten we vooral de beperkingen van onze kennis toegeven.

Wetenschap is dus niet – zoals sommige leken schijnen te denken – ook maar een kaartenhuis van persoonlijke veronderstellingen en meningen. Het is geen geloof of instituut, het is een zichzelf corrigerend proces: een manier om iets te weten te komen. Wetenschap stopt, waar geloof begint. Doet het dat niet dan is het geen wetenschap meer.

Als er al een tegengif bestaat voor ongefundeerde geloofsels, veronderstellingen, aannamen, vermoedens en vooroordelen dan is het wetenschappelijk onderzoek. Daar is het spel op ontworpen. Het is gemaakt om fouten, valse verklaringen, belangen van onderzoekers en toevallig gewenste resultaten weg te filteren.Dat moeilijke gedoe van wetenschappers met controlegroepen, dubbelblind onderzoek, statistische analyses, collegiale toetsing, reproduceerbaarheid, falsifieerbaarheid en discussies over mogelijke interpretaties van de resultaten is geen interessantdoenerij. Al deze beperkingen en regels zijn noodzakelijk opdat wetenschappers zichzelf niet voor de gek houden en zorgen dat ze het over hetzelfde hebben.

‘Wetenschap is een bolwerk dat de status quo wil handhaven en alternatieve verklaringen negeert.’ Complot-alert!
Veel mensen verwarren wetenschap met bepaalde instituten zoals Big Pharma, het voedingscentrum, de mainstream media of de regering. Vaak zitten die allemaal ook in hetzelfde complot. Dit zijn slechts instituten die de voorlopige conclusies van onderzoeken al dan niet op een eerlijke of gerechtvaardigde manier vertolken. De wetenschap zelf is neutraal, de mensen die haar bedrijven of het beleid uitschrijven soms niet. Mensen zijn mensen: ze maken fouten, ze zijn soms oneerlijk en hun eigen vooroordelen, voorkeuren en tegenstrijdige belangen. Dat vraagt om blijvende alertheid, kritiek en beter, objectiever vervolgonderzoek. Ook de verkeerde conclusies van ‘wetenschappelijke goden’ als Albert Einstein werden vroeg of laat zonder pardon opzij geschoven als ze fout bleken. Wetenschap teert juist op haar fouten.

Wetenschap heeft geen vaste dogma’s of vaste vooronderstellingen die niet door beter onderzoek weggeblazen kunnen worden. Onenigheid en controverses horen erbij, maar uiteindelijk zijn nieuwe data die de discussie kunnen slechten. Dat heet vooruitgang. Geloof daarentegen blijft noodgedwongen hangen in zijn eigen verleden en eigen circulaire logica. (De Bijbel is waar omdat het Jezus’ woord is. Jezus is God omdat het in de Bijbel staat.) Geloof heeft voordelen – zoals zingeving en een gevoel van saamhorigheid – maar de werkelijkheid leer je er niet beter door kennen.

Omdat wetenschappers het spel noodgedwongen transparant moeten spelen, is de kans dat ze uiteindelijk op fraude of belangenverstrengeling gepakt worden een stuk groter dan in de wereld van de politiek of de alternatieve geneeswijzen. En de wetenschappers die zich schuldig maken aan fraude worden hard gestraft door de academische gemeenschap. Denk aan Diederik Stapel, de frauderende sociaal psycholoog wiens werk ongeldig werd verklaard. Liegen is een wetenschappelijke doodzonde.

Wetenschappers worden gestimuleerd om elkaars (en hun eigen) onderzoek onderuit te halen. Daar valt namelijk zowel de vooruitgang als de eer te halen. Je scoort punten wanneer jouw onderzoek kan aantonen dat het onderzoek van een ander of jezelf niet deugt. Stevige discussies en het bedenken en uittesten van alternatieve verklaringen wordt hoog gewaardeerd binnen de wetenschappelijke gemeenschap. Dit beeld bestaat echter niet bij de criticasters: die denken vaak dat het controversiële werk van zogenaamde vernieuwers juist actief wordt tegengehouden. Zaken als telepathie, helderziendheid, genezing op afstand zouden bijvoorbeeld allang zijn bewezen, maar wetenschappers, mainstream media en autoriteiten zouden deze ‘bewijzen’ negeren of zelfs tegenhouden.

Controversiële wetenschappers zoals Rupert Sheldrake – bekend van zijn onderzoeken naar telepathie – zouden de mond worden gesnoerd, omdat ze het wetenschappelijke bolwerk aantasten met hun baanbrekende onderzoeken. Ook een populaire new age-goeroe als Deepak Chopra, die vaak samenwerkt met wetenschappers, eigent zich de rol van een moderne Michelangelo toe die zijn reputatie op het spel zet om de waarheid naar buiten te brengen. In werkelijkheid zijn het zeker niet hun vooruitstrevende ideeën die worden bekritiseerd, maar de gebreken, vaagheden en lacunes in hun onderzoek en/of veronderstellingen.

‘Wetenschappers kijken niet verder dan hun wetenschappelijke neus lang is.’
‘Gek hè? Wetenschappers kunnen een iPhone maken, maar de subtiliteit van telepathie ontgaat ze.’Er wordt vaak gedacht dat wetenschappers onderzoeken vanuit een eenzijdige tunnelvisie en daardoor subtielere of grotere werkelijkheden missen. In hun eenzijdige focus en rationele verklaringsdrang zouden wetenschappers juist nét de essentie missen. Ik hoorde ooit van een zelfverklaard medium zeggen: ‘Mijn mediamieke kwaliteiten vallen buiten het paradigma van de huidige wetenschap. Die is nog niet zover om dat te kunnen meten. Ik weet dat ik die gave heb en de mensen die bij mij komen ook.’

Tsja, zeggen dat jouw specifieke bovennatuurlijke kunsten zich niet door wetenschappers laten testen, klinkt op het eerste gehoor misschien redelijk, maar zijn wetenschappers écht zo simpel dat ze kwantummechanica, zwarte gaten, antimaterie hebben kunnen aantonen, maar niet handig of doortastend genoeg zijn om – we noemen maar iets – de mysterieuze werking van homeopathie tof telepathie te bewijzen? Je kunt het zo gek niet bedenken, of je kunt een manier bedenken om er een goede test op los te laten. Zo ingewikkeld is dat niet. Het effect van bidden, telepathie, de hand van God, kabouters in je achtertuin: als het bestaat, dan kunnen we daar heus achter komen. Ook onzichtbare entiteiten of krachten (waarvan gezegd wordt dat ze af en toe een stempel achterlaten op onze werkelijkheid), zouden we met een beetje fantasie en creativiteit best wetenschappelijk kunnen onderzoeken. En dat is natuurlijk al uitgebreid gebeurd. Een feit: meer dan 150 jaar wetenschappelijk onderzoek heeft geen enkele studie laten zien die enig overtuigend bewijs heeft geleverd voor het leven na de dood, telepathie, helderziendheid of andere bovennatuurlijke . Dat betekent niet dat het niet bestaat, maar wel dat er weinig reden is om erin te geloven.*

Veel wetenschappers zijn ooit juist begonnen met hun onderzoek naar controversiële fenomenen omdat zij er sterk in geloofden en wilden uitzoeken of hun geloof gerechtvaardigd was. Neem de parapsychologen Chris French en Susan Blackmore. Blackmore was voor ze begon overtuigd dat ze een bijna-doodervaring een had gehad en Chris had, net als de meeste mensen het intuïtieve vermoeden, dat er in al die boeiende verhalen over paranormale mediums, bizarre toevalligheden en geestverschijningen wel iets waar moest zijn. Zij waren er niet op uit om hun geloof in paranormale zaken te ontkrachten: ze wilden juist weten wat er van klopte.

Veel mensen hebben het idee dat wetenschap en metafysica prima naast elkaar kunnen staan.

‘Metafysica gaat verder waar fysica ophoudt: beide hebben hun plek.’
Het verhaal gaat dat de natuurkundige Robert W. Wood ooit een toast uitbracht op een congres waarbij werd geprobeerd fysica en metafysica meer tot elkaar te laten komen. (Met metafysica wordt bedoeld het gebruik van filosofie, introspectie en gedachte-experimenten om tot valide conclusies over de werkelijkheid te komen). De toost die Wood uitbracht ging (zoals Carl Sagan in zijn boek The demon-haunted world ) beschreef, ongeveer zo:

‘De fysicus heeft een idee. Hoe meer hij erover nadenkt, hoe zinniger het allemaal lijkt . Hij onderzoekt de wetenschappelijke literatuur. Hoe meer hij leest, hoe meer veelbelovend zijn idee lijkt. Hij gaat met die data naar het laboratorium en doet zijn experiment. Het is moeilijk. Hij onderzoekt meerder mogelijkheden. De accuraatheid van zijn metingen worden verfijnd. Vervolgens laat hij de kaarten vallen waar ze maar vallen. Hij is alleen geïnteresseerd in wat het experiment hem verteld. Na al dat werk, moet hij helaas concluderen dat zijn idee waardeloos was. De onderzoeker verwerpt het idee, bevrijdt zijn geest van het ongemak van zijn falen en gaat door met iets nieuws. Het verschil tussen fysica en metafysica zegt hij, zijn glas verheffend, is niet dat de beoefenaars van de ene slimmer zijn de andere: het verschil is dat metafysica geen laboratorium heeft.’

Hoe briljant je ook bent, onze hersenen zijn alvast niet gemaakt om de werkelijkheid te leren kennen. Mensen zijn geëvolueerd om maar een heel beperkt deel van de werkelijkheid te ervaren. Wij zien en ervaren vooral dingen de nuttig zijn voor ons eigen leven. Wij ervaren geen elektromagnetische straling zoals die zwaluwen die hun koers daarmee houden wanneer ze naar een warm overwinteringsoord vliegen. We zien geen infrarood zoals vleermuizen die in de duisternis leven. We hebben niet zo’n scherp afgesteld reukorgaan als onze trouwe viervoeters die met hen neus de weg terugvinden als ze zijn verdwaald. En mensen noch dieren zijn zich verder bewust van het dagelijkse gevecht van de bacteriën in hun darmstelsel, de oneindigheid van ons heelal of de bizarre leven van de kwantumdeeltjes waaruit dit universum is opgebouwd. Hoe verder we op onze dagelijkse werkelijkheid in- en uitzoomen en uitzoomen, hoe vreemder het leven -vanuit menselijk perspectief – wordt. We zijn gewoon niet geëvolueerd om te snappen hoe tijd en ruimte hetzelfde kunnen zijn, hoe kwantumdeeltjes op meerdere plekken tegelijk bestaan, hoe zwarte gaten en antimaterie ons universum hebben gebouwd en hoe niets sneller kan gaan dan het licht.

We komen voort en maken deel uit van een wereld waar we bijna niets van begrijpen. Ik ga daar verder niet dramatisch over doen, maar het is goed om af en toe eerlijk te zijn over hoe weinig we weten. Ons gezonde verstand negeert dit inzicht namelijk graag. Om die onzichtbare werkelijkheden beter te leren kennen is zowel speculatie als serieus onderzoek nodig: en dit maakt het verschil tussen wetenschap en pseudowetenschap.

Hoe zijn de pseudowetenschappelijke theorieën van sjamanisme of Reiki anders dan de theorie achter de kwantummechanica? Simpel, we kunnen niet alleen verifiëren dat kwantummechanica werkt, we kunnen er heel precieze voorspellingen mee doen en apparaten mee bouwen. Daardoor kun je nu bellen met je smartphone en daardoor kunnen moderne satellietradars ons vliegverkeer regelen. We hoeven die theorie niet perfect te snappen om te zien dat ze toch echt voorspellende kracht heeft. Voor een theorie als Reiki is die basis totaal afwezig.

De Nobelprijs-winnende kwantumfysicus Richard Feynman zei ooit: ‘Als je denkt dat je kwantummechanica begrijpt, dan begrijp je kwantummechanica niet.’ Je zou dat kunnen vertalen als: als je denkt dat je de werkelijkheid begrijpt, dan begrijp je de werkelijkheid niet. Diezelfde man zei ook: ‘Het eerste principe in wetenschappelijk onderzoek: hou jezelf niet voor de gek, want jijzelf bent de makkelijkste persoon om voor de gek te houden.’ Klinkt dit als een zelfingenomen en kortzichtige wetenschapper? Hij zag wetenschap vooral als een manier om zichzelf minder voor de gek te houden. Hij liet zijn fantasie ondertussen de vrije loop, maar trok wel een duidelijke lijn tussen speculatie en theorie. Als wetenschappers speculeren over parallelle universums of andere vreemde werkelijkheden dan doen ze dat niet zo lukraak als de sciencefiction-schrijver of new age-goeroe: de wetenschappers zoeken daarna naar een manier om hun fantasieën (of tenminste een deel ervan) te testen. Wetenschappers gebruiken dus wel degelijk al hun fantasie en intuïtie, maar ze slikken vervolgens ook hun eigen medicijn: ze testen hun ideeën tegen de werkelijkheid. Als de werkelijkheid duidelijk maakt dat ze op het verkeerde spoor zitten, dan zoeken ze verder.

‘Wetenschap heeft allerlei ongetoetste veronderstellingen over zichzelf.’
De echte slimmeriken – met iets teveel training in filosofie, zoals relativisme en postmodernisme – zullen zeggen dat wetenschap bepaalde aannames moet doen om überhaupt iets te kunnen testen of weten. Alles is relatief, veranderend, situatie-afhankelijk en subjectief. Ze zullen misschien zeggen dat waarheid sowieso niet bestaat en/of dat je die sowieso niet kunt kennen. Ze zeggen dat waarheid relatief is en iedereen daarom recht heeft op zijn eigen versie daarvan.

Maar dan nog, hoe objectief wij onze werkelijkheid ook denken te beschrijven, uiteindelijk sluipt er altijd subjectiviteit in. De woorden die we kiezen, de meetinstrumenten, de vraagstelling en vooral de interpretaties. We kunnen nooit volledig objectief en onafhankelijk zijn. En in onze alledaagse werkelijkheid vinden we genoeg fenomenen die we niet, of niet alleen, objectief kunnen bestuderen. Geluk, zingeving liefde, betekenis, esthetiek, kunst, het bewustzijn zelf: die laten zich ook vooral subjectief ervaren en begrijpen. Hersenonderzoekers kunnen de effecten van verliefdheid of extase in de hersenen terugzien, maar hebben geen idee hoe hun proefpersonen dat subjectief beleven. Daarvoor moeten ze vooralsnog afgaan op wat de proefpersoon hen vertelt. Gezonde wetenschap probeert de grenzen tussen wat het wel en niet weet nauwkeurig in de gaten te houden. Wanneer iemand echter een objectieve claim doet over die subjectieve beleving ‘Ik heb contact met een aartsengel’ of ‘Ik ben aan gene zijde geweest: de dood bestaat niet’ dan kom je daarmee in het domein van de wetenschap. Hoe kun je echt weten of dat klopt? Het gevoel dat jij contact hebt is natuurlijk geen bewijs dat je echt contact hebt, het is alleen een bewijs dat jij die ervaring hebt gehad. Het gevoel dat jij in de hemel bent geweest is geen bewijs dat die hemel los van jouw ervaring bestaat.

Gesprekken met de doden. Goeroes die zich op verschillende plekken kunnen bevinden. Yogi’s die alleen op zonlicht leven. Godenzonen die opstaan uit het graf en ter hemel vliegen. Maagden die kinderen baren. De magische kracht van edelstenen. Veel verhalen uit de religieuze en new age-literatuur lijken vooral het resultaat van wensdenken. Aan sommige natuurwetten kunnen we niet ontsnappen, hoe graag we ook willen. De zwaartekrachtstheorie bijvoorbeeld is niet een subjectieve mening over de werkelijkheid, het beschrijft die vrij nauwkeurig en de postmodernist die daaraan twijfelt, moet misschien eens van de Eiffeltoren springen. Die gelooft niet echt wat hij zegt. Net als de mevrouw met wie ik ooit een gesprek had: ‘Het leven is oneindig, de logische conclusie is dat alles dus mogelijk is en dat we ons niet moeten laten beperken. De beperkingen zitten ins ons hoofd, niet in de werkelijkheid.’ Ze geloofde ook dat je kanker kunt wegdenken en het weer kunt veranderen als je spiritueel vergevorderd bent zoals haar goeroe. Deze vrouw was overigens niet zomaar een idioot, ze was de hoofdredacteur van een bekend Nederlands vrouwenblad. En toch, met zo iemand is het lastig praten. Je kunt ook zeggen je eigenlijk een gordeldier in een mensenlichaam bent of een getrouwde vrijgezel. Dit is niets meer dan een spelletje met woorden. Subjectiviteit erkennen wil niet zeggen dat mannen tegelijkertijd ook vrouwen zijn of dat je been breken eigenlijk maar een mening is. Om dit soort verwarring te voorkomen proberen wetenschappers duidelijk te definiëren wat ze precies bedoelen. Alleen zo weten jij en ik of we het wel over hetzelfde hebben.

Tegenwoordig misbruiken sommigen (de mysterieuze uitkomsten van) de kwantummechanica om deze visie kracht bij te zetten. Als het gaat om het onderzoeken van de kleinste bouwstenen van onze werkelijkheid –kwantumdeeltjes – dan kunnen we er inderdaad niet omheen; de meetmethode bepaalt wat de onderzoeker meet: je meet ofwel de plaats van een deeltje of zijn beweging, maar nooit tegelijk. Deze waanzinnige ontdekking wordt ook wel het onzekerheidsprincipe van Heisenberg genoemd. Soms wordt dit als een argument genoemd tégen de pure objectiviteit van de wetenschap en als argument vóór new age claims over telepathie, helderziendheid en het kunnen creëren van je eigen werkelijkheid door middel van gedachtekracht. Dit idee werd door de eerste generatie wetenschappers inderdaad geopperd, maar inmiddels weten we meer.

Als wetenschappelijk onderzoek geen steun geeft aan iemands favoriete geloof dan kan de gelover zijn toevlucht nog nemen tot de laatste strohalm.

‘Wetenschap kan nooit bewijzen dat X niet bestaat.’
Zoals een bekend gezegde onder sceptici gaat: ‘Uitzonderlijke claims vereisen uitzonderlijke bewijzen.’ Kritisch denker Christopher Hitchens voegde daar ooit aan toe: ‘Dat wat zonder bewijs wordt beweerd, kan ook zonder bewijs worden genegeerd.’ Dit ligt voor de hand. Als jij zegt dat er een onzichtbare kabouter in jouw tuin woont, dan is dat geen reden voor een ander om dit serieus te nemen. Als jij wilt dat je geloof serieus wordt genomen, dan zul je op een of andere manier aan een onafhankelijke observeerder moeten laten zien dat de kabouter bestaat. Vaak wordt deze zogenaamde bewijslast omgedraaid: ‘Bewijs jij maar eens dat de kabouter niet bestaat?’ In bijna alle theologische discussies en debatten hoor je dit argument vaak: ‘Ik voel gewoon dat God bestaat en ik een persoonlijke band met hem heb. Bewijs jij maar eens dat dát niet zo is? Dat kun je niet bewijzen.’

Strikt gesproken klopt dit, maar het is nooit een eerlijk argument. Kun jij écht bewijzen dat de Kerstman niet elke zondag naar Sesamstraat kijkt? Nee, dat kun je niet. Wetenschappers kunnen sommige ideeën en geloven nooit 100% uitsluiten, maar ze kunnen wel aantonen dat ze hoogst onwaarschijnlijk zijn. De kans dat Thor bestaat is op zijn zachtst gezegd klein, maar helemaal zeker weten we het ook niet. (Misschien zit hij nu onzichtbaar bij mij in de kamer te kniezen dat ik hem niet serieus neem.) Falsificatie is hierom een essentieel criterium in de wetenschap. Het houdt de zoektocht naar waarheid eerlijk. Wetenschappers weten precies wat hun theorie of hypothese omver zou kunnen werpen. Als een idee niet falsifieerbaar is (zoals een God die synoniem is met de wetten van de natuur bijvoorbeeld of een onzichtbare vriend die alleen jij kan zien) dan is het een loos concept. Er is dan praktisch gezien geen verschil met iets dat niet bestaat (behalve in jouw hoofd).

Een speciale drogreden die hiermee te maken heeft is het argument van de onwetendheid. Wanneer er nog geen goede verklaring voor een bepaald fenomeen is – of iemand weet zelf niet hoe het zit – kun je dat onterecht zien als teken dat jouw favoriete theorie wel klopt. ‘Wij zijn te nietig om te begrijpen hoe het heelal is ontstaan, dus er bestaat een Superintelligentie die het allemaal heeft gecreëerd.’ Hierbij wordt eigenlijk het ene mysterie direct ingeruild voor een ander mysterie, zonder een echte verklaring te geven. Deze drogreden wordt ook wel het ‘God van de gaten’-argument genoemd.

Wetenschap werkt en ons huidige leven is daarvan het bewijs
We lopen evolutionair gezien pas sinds een paar generaties op twee benen met de handen in lucht, turend naar een heelal dat we niet begrepen. Alles wat we niet konden duiden – zoals bliksem, pech, ziekte, wind, lente, de zon, nacht – verklaarden we eeuwenlang door middel van Goden en/of onzichtbare entiteiten. ‘Iets of iemand zal het wel zo bedoeld of gemaakt hebben.’ Logisch dat we onze werkelijkheid zo verklaarden, we hadden eenvoudigweg geen betere alternatieven. Langzaam leerden we door schade en schande betere manieren om de werkelijkheid te testen en te beïnvloeden. We weten onder andere dat wetenschap werkt omdat het vliegtuigen laat vliegen, telefoons laat bellen en voorheen ongeneeslijke ziekten weet te genezen. Niet alles wat de wetenschap voortbrengt is mooi – omdat je van tevoren nooit weet wat je krijgt en wat de mogelijkheden zijn – maar het levert tenminste de goederen. Het heeft ons zowel de atoombom als een medicijn regen polio gegeven. Het is vreemd dat tegenwoordig iedereen de vruchten van wetenschap plukt, maar bijna niemand – ikzelf ook niet – begrijpt hoe het allemaal precies werkt. Dit maakt de achterdocht jegens wetenschap soms absurd. Ik denk nu bijvoorbeeld aan de religieuze zeloot die internet gebruikt om de wereld te vervuilen met artikelen waarin hij laat weten dat God de mens verdoemd heeft omdat die de natuur gebruikt voor zaken waarvoor het niet bedoeld is. Dit soort hypocrisie is bijna net zo mysterieus als het universum zelf.

En begrijp me niet verkeerd. Ik ben niet iemand die alles probeert weg te verklaren. Ons universum blijft waarschijnlijk een mysterie. En hoe meer we lijken te weten, hoe beter we zien wat we allemaal nog niet weten. Niet alleen omdat de afgelopen eeuwen bleek dat het Universum veel grootser en ouder is dan we aannamen, ook omdat we steeds verder kunnen inzoomen op de kleine schaal en daar steeds nieuwe paradoxen en mysteries opduiken. Voor de wetenschapper is deze toenemende onzekerheid geen ramp. Alles wat we niet weten, is een stimulans om het te onderzoeken. ‘Ik weet het niet’ is voor de wetenschapper, wat ‘het voelt goed’ voor de gelovige is. Het onbekende is brandstof en verschaft hem inspiratie en werk.

Addendum: de wetenschappelijke methode in het kort
Wetenschappers worden geacht zo nauwkeurig als ze kunnen een stelling of onderzoeksvraag (en daarbij horende concepten en meetinstrumenten) te definiëren. Daarna kijken ze hoe ze hun hypothese zo objectief mogelijk, zonder inmenging van eigen vooroordelen en verlangens op een geschikte manier kunnen onderzoeken. Met een experiment, statistisch onderzoek of veldwerk. Ze mogen niet nalaten dit zo doorzichtig mogelijk te doen zodat collega’s kritiek kunnen uiten en de test zelf kunnen nadoen. Op die manier kun je de resultaten controleren. Doen ze dat niet dan heeft het onderzoek geen wetenschappelijke geldigheid.

Meetinstrumenten, steekproef, methode van onderzoek, statistische analyses worden hierom vooraf vastgelegd zodat onderzoekers niet achteraf kunnen sjoemelen. Onderzoekers gebruiken (indien nodig) een zo representatief mogelijke steekproef van proefersonen. Die verdelen ze (indien nodig) onder in een experimentele en een controlegroep zodat er een eerlijke vergelijking ontstaat. Zowel onderzoekers als proefpersonen weten niet wie er in de experimentele of de controlegroep zitten om sturing te voorkomen.

De resultaten worden door statistische analyses zo goed mogelijk gecorrigeerd op onregelmatigheden, rare uitschieters en eigen voorkeuren. Tot slot worden de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd. Er wordt gekeken naar alternatieve verklaringen. Tot slot worden concrete suggesties gegeven om gaten in het huidige onderzoek te dichten middels nieuw onderzoek. Voor publicatie in een wetenschappelijk tijdschrift wordt het onderzoek nauwkeurig door onafhankelijke collega’s gecontroleerd. Slecht uitgevoerde onderzoeken worden afgewezen.

Harde conclusies met praktische gevolgen (zoals het brengen van een medicijn op de markt) worden pas gemaakt als andere onderzoekers tot dezelfde resultaten komen. Wetenschap is (helaas) een tergend langzaam proces. En nu weet je waarom. Wetenschap is vanwege haar zelfcorrigerende eigenschap op de lange termijn behoorlijk resistent tegen fraude en fraudeurs (zoals Diederik Stapel) worden flink gestraft.

Meer lezen?
Waarom alternatieve geneeswijzen alternatief worden genoemd?
Gelijk hebben voor beginners: ken uw drogredenen

Heb je iets aan dit bericht gehad?

Of draag je Psychologisch.nu een warm hart toe?

Misschien vind je het dan leuk om een donatie te doen!

Ja, ik doneer!
base-psy

3 reacties

  • Noud schreef:

    Blinde vlek?
    Grappig . Het bovenstaande stukje tekst is een mooi voorbeeld van cognitieve disonantie.

    • neal schreef:

      Natuurlijk is wetenschap een geloof. Dat wat wij als werkelijkheid menen te zien is al een illusie van onze zintuigen en de wisselwerking van bewustzijn.daarbovenop komt; alleen al het feit dat wij wetenschap voor ons eigen voordeel willen gebruiken, maakt het nooit objectief.

  • Freek schreef:

    Wat me opvalt aan dit stuk is
    Wat me opvalt aan dit stuk is dat je aan de ene kant beweert dat als telepathie ed bestonden, het al lang wetenschappelijk bewezen zou zijn. En dat dus niet is. Aan de andere kant citeer je Robert W. Wood die aangeeft dat de metafysica geen laboratorium heeft en daarmee niet op een empirisch wetenschappelijke manier gekend kan worden. Hij zegt dus> het een is niet beter dan het andere, maar het een kan wel op een empirisch wetenschappelijke manier gekend worden en het andere niet. Volgens mij spreken die twee stellingen elkaar tegen. Van sommige zaken zou je dus kunnen zeggen dat wij niet over de wetenschappelijke middelen beschikken om deze te onderzoeken.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.